donderdag 29 januari 2009

Zet de wereld eens op zijn kop!

Plataforma Unidos, het Boliviaans koepelorgaan waarvoor we, dat zijn 4 Volens-coöperanten werken, bestaat uit 7 organisaties die hulpverlening bieden aan kinderen en jongeren die op straat leven. Die organisaties hebben allemaal verscheidene huizen, in de stad of op het platteland. Sommigen hebben straathoekploegen, anderen bieden dag- of nachtopvang aan,nog anderen residentiële opvang en de meesten een combinatie daarvan.
Mijn uitdaging bestaat erin de kwaliteit van het pedagogische handelen te verhogen. Concreet gesteld: een gecentraliseerde bibiliotheek met professioneel materiaal oprichten, een modulair vormingsprogramma uitwerken, vooral gericht op opvoeders, en een aantal seminaries rond actuele thema's begeleiden.

Bij deze: materiaal en/of ideeën altijd welkom!

Maar goed: alles staat of valt natuurlijk met de mate waarin het aanbod aansluit bij de leefwereld van de organisaties. Ik verlaat dan ook af en toe mijn kantoor om eens van gedachten te wisselen met de mensen die dag in dag uit met de kinderen en jongeren werken.
Hoewel ik soms een beetje met tegenzin mijn rugzak inpak, kom ik van die uitstappen altijd met lichte pas terug.
Alleen al om het avontuurlijke aspect ervan: links en rechts de weg vragen, het lokale transport nemen, langs volkswijken en dorpjes passeren ... Ik ben toch wel elke keer geweldig trots op mezelf als ik op de plaats van bestemming aankom.
Ten tweede omdat ik tijdens die bezoeken altijd een hoop input krijg en ten derde omdat het altijd weer mijn zekerheden - of liever mijn vanzelfsprekendheden - op de helling zet.

Over dat laatste wil ik het nu eens hebben. Des te beter ik de zienswijze van de opvoeders leer kennen, des te meer ik de indruk krijg dat ons hulpverleningskader eigenlijk wel behoorlijk koud en klinisch is.
In het begin ergerde ik me aan het aantal keren dat woord 'amor' (liefde) viel. 'Amor' van de opvoeder naar de jongere toe als basis van het hulpverleningsproces, op vele plaatsen aangevuld met 'dios' (god).
Waarop mijn westerse geest natuurlijk meteen op hol sloeg: 'Alsof liefde en god voldoende zijn om een kind met problemen te helpen.' 'Wat een afbreuk van de profesionele relatie.' en ook wel: 'Oh mijn god, weer iemand die de kindjes wil redden uit caritas.'
Ik weet niet hoe het met mijn mede-pedagogen/opvoeders zit, maar ik heb van mijn opleiding toch vooral gedrags-cognitieve kaders onthouden. Een taalkader ala: gedragsbekrachtiging, planmatig handelen, observatieschema's... Merkt u het verschil tussen de 2 discours?
Ondertussen heb ik al een wat genuanceerder beeld. Alles is kwestie van taal. Het discours van de opvoeders hier lijkt mij heel extreem omdat ik een andere interpratie van het woord 'amor' heb, een interpratie geen plaats bezet binnen het jargon van de hulpverlening. Bovendien is het relationele aspect binnen de hulpverlening natuurlijk wel erg belangrijk. Een aspect dat wij in België met al onze schema's en plannen misschien wat teveel vrezen?
Ik ben er ook niet helemaal uit en hopelijk ben ik dat nooit want dat zou betekenen dat ik kortzichtig ben geworden. Maar dat alles maakt wel dat mijn ideeën voor de vorming weer overhoop zijn gehaald. Doe vorming ging vooral over - u raadt het al - gedrags-cognitieve technieken. Ik vrees dat ik wel heel kil zou overkomen. Toch nog maar eens de boeken van Freire en Büber lezen dus.
Dat is het mooie en tegelijk het moeilijke van het werk als coöperant. Je werkt in een andere cultuur waarbij het niet de bedoeling is je eigen ideeën op te dringen maar wel een proces te begeleiden dat ingevuld wordt door de betrokkenen zelf, gebaseerd in de realiteit. Een realiteit die voor mij een andere cultuur is, en die ik wel kan leren kennen maar niet kan begrijpen (in de zin van 'voelen').
Hoe verwarrend ook, ik ervaar dit wel als een enorme verrijkking voor mezelf (die keren dat ik in zak in as zit omdat het maar niet wil lukken niet meegerekend :) )
Vandaar een uitnodiging aan iedereen: Zet de wereld eens op zijn kop en je zal nieuwe plekjes ontdekken!

maandag 5 januari 2009

Een choca in SC

Een mens is maar wat anderen zeggen wat of wie hij is. Aan alles wat ik ben kan ik nu nog een elementje toevoegen: ik ben een choca.
In de Van Dale vind je het woord alvast niet terug, tenzij men mij hier met een poedel verwart.
Een kleine rondvraag leert mij het volgende: een choco of choca is blank en bij voorkeur ook blond, hoewel een lichtbruine haarkleur ook al voldoet aan de criteria.
Een bescheiden comparatief veldonderzoek levert volgende resultaten op:
Wanneer de choca zich in Boliviaans gezelschap bevindt, daalt haar IQ gevoelig. De lokale woordenschap is bloemrijk en exotisch, waardoor de choca soms de essentie van het gesprek mist. Wat blijkt uit de verbaasde en geamuseerde reacties op haar interventies.
Waar het lokale vrouwelijke schoon sierlijk hooggehakt rondschrijdt, beperkt de choca zich al gauw tot platte, brede sandalen. De straten in SC lenen zich eerder tot een hinderloop dan tot een catwalk en je kan de stad hier niet aanklagen wanneer je een been breekt over een losse stoeptegel. Gesteld dat die er al zijn.
Wanneer de choca haar airco-appartement verlaat, transformeert ze al snel tot een bezweet, vlekkerig wezen. Haar Boliviaanse sexegenoten daarentegen kunnen allemaal figureren in een reclamespot voor de perfecte foundation.
De choca is ook voortdurend op zoek naar waterbronnen. Wat ze drinkt zweet ze immers meteen weer uit. Haar zuiderse collega's aan de andere kant lijken wel een ingebouwd waterreservoir te hebben. Voor de rest laven ze hun dorst met de vruchten die uit de bomen vallen. De choca heeft vooral schrik dat ze een van die vruchten op haar hoofd gaat krijgen.
Voor iedereen die denkt dat een choca een blonde ijsgodin in het zuiden is, heb ik dus nieuws: Een choca laat al haar gratie achter in het vliegtuig dat haar naar de tropen brengt. Ondertussen hoopt ze stilletjes op het frisse weer dat er in mei aankomt.
Dat hebben ze de choca hier beloofd ... en hoop doet leven :)